Tijdens menig gesprek (in het Engels) met welke buitenlander dan ook wordt vroeg of laat steevast dezelfde vraag gesteld: ‘Hoe zit dat nu met Holland en The Netherlands en is Dutch hetzelfde als Deutsch, wat dan in het Engels German moet zijn?’ Men moet wel een geboren en getogen Nederlander zijn om het verschil te onderkennen tussen Noord- en Zuid-Nederland en Noord- en Zuid-Holland. Ook voor een buitenstaander is het niet te vatten dat alle ‘niet-Hollanders’ in Nederland alleen de bewoners in het westen van hun land Hollanders noemen.
Het antwoord op bovengenoemde vraag is echter heel simpel: met “Holland” en “The Netherlands” wordt een en hetzelfde land bedoeld, en “Dutch” is gewoon Nederlands en geen... Duits!De Nederlanders blijven vrolijk meewerken aan deze Babylonische spraakverwarring. Neem allereerst de tekst van het nationale volkslied. Welk volk bezingt nu uit volle borst in één couplet twee landen waarmee men in staat van oorlog heeft verkeerd? Nu kan men wel beweren en dat is ook zo dat met ‘Duytschen bloet’ bedoeld wordt ‘Diets bloed’, maar pas dan die tekst aan en maak van ‘Coninck van Hispaengien’ tegelijkertijd ‘Koning van Oranje’! Elke vijf jaar moet er zo nodig aan de spelling van het Nederlands worden gesleuteld, maar de op z’n zachtst gezegd verwarrende tekst van de volkshymne laat men eeuwenlang ongemoeid. Overigens is in de door de Nederlandse overheid officieel erkende Engelse vertaling het ‘Duitse bloed’ wel vervangen door scion (telg) of Dutch and ancient line.
In het paspoort staat geen ‘Nederland’ genoemd, maar voluit ‘Koninkrijk der Nederlanden’. Derhalve zijn de officiële vertalingen in het buitenlands juister, zoals ‘The Netherlands’, ‘Les Pay-Bas’, ‘Die Niederlande’ enz. Op reisdocumenten wordt in het vakje ‘nationaliteit’ echter weer ‘Dutch’ ingevuld.
De exportbevorderende instanties, inclusief ministeries, hebben het bij voorkeur over ‘Holland Promotion’, ‘Holland Distribution Centre’ enz. Als slogans worden gevoerd onder meer ‘Going Dutch’ en ‘Keep in touch with the Dutch’ (dat rijmt!). Bovendien gaan alle exportproducten als ‘Made in Holland’ de grens over, met of zonder de extra kwalificatie ‘Dutch’. En dan te bedenken dat in 1934 de Nederlandse overheid de ambtenaren opdracht gaf in correspondentie het gebruik van ‘Dutch’ te vermijden en waar mogelijk te vervangen door ‘Netherlands’. De regering was de verwarring rond het woord ‘Dutch’ meer dan zat. Het moge duidelijk zijn dat het ministerieel rondschrijven niet veel heeft uitgehaald.
Maar waarom gebruiken de Engelsen ‘Dutch’ en geen ‘Netherlands’ of ‘Hollands’? Om deze vraag te beantwoorden moeten we ver teruggaan in de geschiedenis.
Het Nederlands stamt af van het Teutoons, de taal der Teutonen, een West-Germaanse volksstam. Die Teutonen kwamen al vroeg in het nieuws, toen zij in 102 v.Chr. samen met de Kimbren door de Romeinse veldheer Marius (156-86 v.Chr.) werden verslagen.
De Nederlandse en de Duitse taal gaan beide dus terug op het (Oud)germaans. Het woord ‘Duits’ is in 786, de tijd van Karel de Grote (742? -814), gevonden in de gelatiniseerde vorm theodiscus ‘tot het eigen volk behorend’. Hiermee werd de Germaanse volkstaal bedoeld, in tegenstelling tot de Latijnse kerktaal. In die tijd werd met ‘theodiscus’ ook het Oudengels bedoeld. Het woord kwam voor het eerst voor in een bericht van Wigbold, de kapelaan van Karel de Grote, over een synode in Engeland. ‘Theodiscus’ is een vertaling van het Latijnse lingua vulgaris ‘volkstaal’, waarbij vulgaris (van het Latijnse vulgus ‘volk’) door ‘theodisc’ werd weergegeven. ‘Theodisc’ gaat terug op het Germaanse peuo ‘volk’. Van dit Germaanse woord zijn zowel ‘Deutsch’ als ‘Diets’ en ‘Duits’ afkomstig.