1
Hoogduits (Hochdeutsch), eigenlijk de taal die wordt gesproken in Zuid-Duitsland, maar sinds de bijbelvertaling van Maarten Luther (1483-1546) beschouwd als de standaardtaal in Duitsland.
2
Wartaal. (Zie Double Dutch.)
Er wordt hier gerefereerd aan het Hoogduits, de taal van de Duitse immigranten, en voor de Amerikanen uiteraard niet te onderscheiden van het Hollandse Duits (Nederduits). Beide talen vormden één pot nat en men begreep er geen snars van.