Gedurende de Gouden Eeuwen was de Nederlandse taal wereldwijd een belangrijk exportproduct van Holland. De Engelsen waren in die tijd de grootste afnemers, speciaal op het gebied van zeevaart en kunst.
Een kleine greep uit de hoeveelheid Nederlandse leenwoorden in het Engels:bowsprit boegspriet buckwheat boekweit brewery brouwerij easel schildersezel landscape landschap scum schuim stove stoof trigger trekker Bovendien enkele ‘retourtjes’, exportwoorden die als Engelse leenwoorden weer in het Nederlandse taalgebruik zijn teruggekeerd, maar ook internationaal zijn ingeburgerd:
brandy brandewijn, cognac captain kapitein drill drillen gin jenever golf kolf (kolven)
skipper schipper spike(s) spijker(s)
yacht jacht Zie ook onder meer American en Jersey Dutcb voor Nederlandse leenwoorden die via het Amerikaans in de Engelse taal zijn terechtgekomen.