Een kaartspel voor één persoon, vergelijkbaar met het populaire patiencespel, echter met minder strenge regels. Dutch wordt gespeeld met twee spellen en men keert eerst stuk voor stuk alle kaarten van de stok, daarna nog een keer, maar dan in tegenovergestelde volgorde.
Is men nog steeds niet ‘uit’, dan mag nog één keer als mogelijke doorbraak de bovenste kaart van de stok gedraaid worden. Bovendien behoeft een oplopende serie kaarten niet te worden samengesteld uit een en dezelfde kleur.