(Fr.: Identification des cellules; Du.: Zelle-identfizierung; Eng.: cell identification), een speciaal toepassingsgebied van patroonherkenning dat tot doel heeft vast te stellen of een cel al of niet behoort tot één of meer vooraf gedefinieerde klassen. Hiertoe wordt gezocht naar karakteristieke combinaties van kenmerken die betrekking kunnen hebben op de morfologie als op de chemische samenstelling en de levensverrichtingen van de cel.
In het microscopisch herkennen van cellen op basis van morfologische kenmerken is het menselijk oog nog niet te evenaren; niettemin bestaat voor sommige toepassingen grote behoefte aan geautomatiseerde apparatuur, bijv. voor het differentiëren van witte bloedcellen en het beoordelen van het chromosomenpatroon. De ontwikkeling van geautomatiseerde celherkenningsapparatuur is echter nog niet bevredigend. Bijna alle systemen maken gebruik van optische aftasting om diameter, omtrek, oppervlak, dichtheid en kleur van de cel te kunnen waarnemen. Voor dit ‘scannen’ bestaan verschillende methoden; vooral die welke als aftastende lichtopnemer de tv-camera gebruiken, komen sterk naar voren.
Een andere benadering is die der impulscytofotometrie, waarbij een suspensie van cellen door een dun glazen buisje stroomt en daarbij een fijne laserstraal passeert. De cellen zijn behandeld met een fluorescerende kleurstof die alleen bepaalde celbestanddelen kleurt; een lichtopnemer meet tijdens de passage door de laserstraal van iedere cel de lichtsterkte. Deze methode geeft vooral chemische informatie over de cel.
Nog duidelijker voorbeelden van chemische celherkenningsmethoden vindt men in de bacteriologie. Bacteriën vertonen slechts enkele grondvormen (bolletjes, staafjes, spiraaltjes enz.) maar komen in vele duizenden soorten en typen voor. Daardoor is de bacterioloog vooral aangewezen op kenmerken die betrekking hebben op de chemische samenstelling en/of de levensverrichtingen. De hiervoor ontwikkelde geautomatiseerde herkenningssystemen zijn vooral gebaseerd op chromatografische en spectrometrische methoden. Een computer registreert de gevonden kenmerken en vergelijkt die dan met de in het geheugen vastgelegde kenmerken van cellen, de zgn. training set. De hiervoor nodige rekenprogramma’s zijn gebaseerd op dezelfde wiskundige basismethoden die in andere toepassingsgebieden van patroonherkenning worden gebruikt.