het overbrengen van bloed, bij uitbreiding ook van bloedplasma of andere afgezonderde bloedbestanddelen, van de ene individuele persoon in het bloedvatenstelsel van een andere, waarbij uiteraard rekening wordt gehouden met beider bloedgroepen. Onder de immuunglobulinen komen ook antilichamen (agglutininen) voor (zie Bloed), die vreemde erytrocyten doen agglutineren of ze vernietigen (hemolyse).
Welke erytrocyten als vreemd worden aangemerkt hangt af van de bloedgroep waartoe een individu behoort. Op erytrocyten kunnen twee soorten agglutinogenen voorkomen: A en B. Op grond hiervan onderscheidt men vier bloedgroepen: A, B, AB (beide agglutinogenen aanwezig) en O (geen agglutinogenen aanwezig). Voor iemand met bloedgroep A is B een vreemde stof, waartegen het in zijn plasma aanwezige β-agglutinine optreedt. Het omgekeerde is het geval met een individu met bloedgroep B.Het plasma van personen uit groep AB bevat - noch β-agglutininen; zij kunnen dus bij transfusie bloed ontvangen van iedere donor. Het bloed van mensen uit groep O bezit erytrocyten zonder agglutinogenen en kan dus aan iedere willekeurige ontvanger worden toegediend.
Er bestaan nog verscheidene andere bloedgroepen, zoals die van het resussysteem, waarvan de agglutinogenen met C, D en E worden aangeduid.
Aanvankelijk werd directe bloedtransfusie toegepast, waarbij het bloed van de donor door een verbindende buis in een bloedvat van de ontvanger overstroomde. Na de ontdekking, dat natriumcitraat het stollingsvermogen van het bloed opheft (1915), kon worden overgegaan tot indirecte transfusie, waarbij steriel bloed van de donor in een bloedbank bij 4 °C kan worden bewaard en op een gewenst tijdstip aan de ontvanger toegediend. Plasma kan worden afgezonderd door centrifugeren; gezien het grote toepassingsgebied worden normaliter de plasma-eiwitten gefractioneerd uit het plasma verwijderd, waarbij afzonderlijk verkregen worden: fibrinogeen en de antihemofiliefactor, protrombine, γ-globuline, de - en β-globulinen en albumine. De bij de centrifugering afgescheiden erytrocyten worden verwerkt tot een suspensie die in sommige gevallen in plaats van bloed voor transfusie kan worden gebruikt.
Het plasma wordt na sterilisatie ingevroren bij −40 °C en door lyofyliseren onder
vacuüm gedroogd en steriel in flessen verpakt. Voor de transfusie wordt het plasmapoeder met gedestilleerd water aangemaakt. Op de gefractioneerd afgescheiden plasma-eiwitten steunt een omvangrijke farmaceutische bedrijvigheid.