(Fr.: mouvement; Du.: Bewegung; Eng.: motion), positieverandering van een materieel lichaam ten opzichte van een referentiesysteem dat star verbonden is met de waarnemer. Wanneer het referentiesysteem wordt voorzien van een coördinatenstelsel, kan de beweging mathematisch worden beschreven. De tak der mechanica die dit tot onderwerp heeft, en die met kinematica wordt aangeduid, beperkt zich tot een studie van de verschillende bewegingstoestanden zonder daarbij de mogelijke oorzaken te betrekken. De relatie tussen de beweging van een materieel lichaam (massapunt, systeem massapunten, massief lichaam) en de oorzaken worden behandeld in de dynamica, waar het begrip kracht een centrale rol speelt. In de klassieke mechanica zijn het de wetten van Newton die voorschrijven hoe de bewegingstoestand verandert onder invloed van een kracht. Vaak wordt gesteld dat het binnen het kader van de klassieke mechanica mogelijk is op ieder moment de coördinaten en snelheden van alle massapunten (de momentane bewegingstoestand) te bepalen, wanneer de waarden van deze grootheden op een zeker moment gegeven worden (beginvoorwaarden) en tevens de werkende krachten bekend zijn. Deze deterministische zienswijze dient echter als onjuist te worden gekenmerkt, omdat de beschikbare kennis in de praktijk altijd een onzekerheidsmarge zal bezitten als gevolg van de eindige meetnauwkeurigheden. Dergelijke marges hebben de neiging gedurende de beweging van een systeem toe te nemen. In de mechanica van (sub)atomaire systemen worden deze overwegingen zelfs allesoverheersend. Men kan dan alleen nog zinvol spreken over de waarschijnlijkheid een systeem in een bepaalde bewegingstoestand aan te treffen, wanneer die toestand op een eerder tijdstip gegeven is. (Voorts zie Quantummechanica).
Van speciaal belang bij de beschrijving van bewegingen zijn referentiesystemen, die met inertiaalstelsels (inertia = traagheid) worden aangeduid en die hun naam ontlenen aan het feit dat lichamen die ten opzichte van een dergelijk referentiesysteem in een bepaalde bewegingstoestand verkeren, daarin volharden wanneer er geen externe krachten werkzaam zijn; anders gezegd betekent dit dat er in dergelijke stelsels geen schijnkrachten optreden. Zij onderscheiden zich van elkaar door verschillende ruimtelijke oriëntaties der coördinaatassen, terwijl de oorsprongen der assenstelsels ten opzichte van elkaar verschoven kunnen zijn of eenparig rechtlijnig bewegen. De fundamentele wetten der klassieke mechanica hebben in verschillende inertiaalstelsels dezelfde gedaante.
In de relativiteitstheorie gaat men nog een stap verder door te eisen dat deze gelijkheid van gedaante geldt voor alle fundamentele natuurwetten. Eén daarvan is dat er een grens is aan de snelheid waarmee wisselwerkingen tussen lichamen zich door de ruimte kunnen voortplanten (in vacuüm: 3 × 108 ms−1). Het gevolg hiervan is dat relaties tussen bewegingen in verschillende inertiaalstelsels in de relativiteitstheorie een andere gedaante hebben dan in de klassieke mechanica (van Newton). In het eerstgenoemde, meest algemene geval, heeft men te maken met lorentztransformaties terwijl in het tweede geval, geldig voor relatieve snelheden veel kleiner dan de lichtsnelheid, galileïtransformaties van toepassing zijn.
In de meeste gevallen geldt in goede benadering dat een referentiesysteem dat star verbonden is met de aarde, en derhalve vaak ook met een meetopstelling, een inertiaalstelsel is (hetgeen niet volledig correct is wegens de versnelde beweging van de aarde); men spreekt dan van het laboratoriumstelsel. Vooral bij de beschrijving van botsingsprocessen (klassiek zowel als quantummechanisch) wordt daarnaast veel gebruik gemaakt van het zgn. zwaartepuntstelsel, dat ook als inertiaalstelsel kan worden opgevat, wanneer externe krachten te verwaarlozen zijn ten opzichte van de onderlinge wisselwerkingen en waarin derhalve ‘dezelfde fysica' gebeurt als in het laboratoriumstelsel. De processen worden beschreven ten opzichte van een coördinatenstelsel dat meebeweegt met het zwaartepunt van de botsende lichamen. De snelheid van het zwaartepunt is onder deze omstandigheden constant.
In de wereld van de grote, langzaam bewegende systemen zijn het de wetten van Newton die de beweging bepalen, waarbij de tweede wet de zgn. bewegingsvergelijkingen levert. In de theoretische mechanica worden deze vergelijkingen vaak in een andere gedaante gebracht, die meer geschikt is voor de beschrijving van complexe systemen, en van bewegingen waarbij dwangkrachten optreden. De rol van de klassieke bewegingsvergelijkingen wordt in de quantummechanica in zekere zin overgenomen door de schrödingervergelijking. Enkele veel voorkomende bewegingstoestanden van een massapunt (of zwaartepunt van een systeem van massapunten) zijn de eenparige, resp. eenparig versnelde, rechtlijnige beweging, waarbij de versnelling (als vector) nul, resp. constant is. Daarnaast kent men de eenparige cirkelbeweging, waarbij de snelheid langs de baan constant is; dit is een bijzonder geval van de periodieke bewegingen die gekarakteriseerd worden door een herhaling van dezelfde beweging na een bepaalde tijd (periode) (voorts zie Harmonische beweging; Trilling; Lissajousfiguur).
Bij de beweging van gassen en vloeistoffen (aërodynamica, hydrodynamica, stromingsleer) wordt een beweging met de term stroming aangeduid.