(Fr.: bandage; Du.: Bandage; Eng.: hoop), een wielbandwalswerktuig in de staalindustrie voor het vervaardigen van geheel gewalste wielbanden of bandages voor voertuigen op rails zoals voor de spoorwegen. Het uitgangsmateriaal is een staalblok waarvan platte schijven worden gesmeed; deze worden door warm persen met een doorn voorzien van een gat.
De bandagewals bestaat meestal uit twee walsaggregaten: een voorwals en een eindwals. Het van een gat voorziene ruwe voorprofiel wordt in de voorwals met open kaliber globaal op maat gebracht. Gesloten kalibervoorwalsen worden gebruikt om wielbanden van grote diameter te vervaardigen. Na het voorwalsen volgt een opnieuw op walstemperatuur brengen, waarna de ruwe wielbanden tot de uiteindelijke vorm in profiel en diameter worden uitgewalst, meestal met een gesloten kaliber. Ondanks de nauwkeurige werking van de centreerrollen bij moderne eindwalsen kan het noodzakelijk zijn een centreerpers te gebruiken voor de eindafwerking, waardoor een goede passing bij het opkrimpen is gewaarborgd. Het opkrimpen geschiedt door verwarmen van de wielband of door afkoelen van het wiel in vloeibare gassen.