Denken we ons de peer gekanteld, zoodat deze horizontaal ligt, dan wordt het gesmolten gietijzer ingebracht, de peer opgericht en gelijktijdig lucht ingeblazen, de onzuiverheden verbranden nu (silicium, mangaan, koolstof), er wordt door die chemische processen zooveel warmte ontwikkeld, dat men geen warmte meer met behulp van brandstoffen behoeft toe te voegen.
Bij deze bewerking treedt een reeks verschijnselen op Uit de peer stijgt een lichtgevende gasbundel op. Aan die vlam kan men de ontwikkeling van het proces volgen. Eerst wordt de stikstof uitgedreven, dan kolendamp, dan worden slakken uitgeworpen, de vlam wordt heller en vuriger maar korter, de koolstof is verbrand. De kleur der vlam is een maat voor het koolstofgehalte. Als alle koolstof weggedreven is voegt men spiegelijzer, ferro-mangaan of ferro-silicium toe. De koolstof dezer ijzerlegeeringen gaat in de gesmolten ijzermassa over en geeft deze het benoodigde koolstofgehalte, terwijl de mangaan en het silicium het ijzer desoxydeert.
In de Bessemerpeer, die een zure voering bestaande uit zandsteen of kwarts heeft kan de phosphorus evenwel niet verwijderd worden. Eerst door het Thomasproces is dit mogelijk geworden, waarbij de voering der peer bestaat uit gebrande dolomiet, de zoogenaamde „basische voering”.