Begrippen Over taal

Taaladvies (2017)

Gepubliceerd op 09-06-2017

Koppelwerkwoord

betekenis & definitie

Een koppelwerkwoord vormt in combinatie met een naamwoordelijk deel een naamwoordelijk gezegde. Als koppelwerkwoorden komen vooral zijn, worden en blijven voor; daarnaast worden de werkwoorden blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen ook als koppelwerkwoorden gebruikt.

Alle koppelwerkwoorden kunnen overigens ook worden gebruikt in een andere functie: als zelfstandig werkwoord of als hulpwerkwoord. In (1) is is het koppelwerkwoord en een goed docent het naamwoordelijk deel; in (2) is word het koppelwerkwoord en onpasselijk het naamwoordelijk deel: (1) Maarten is een goed docent. (2) Ik word er onpasselijk van.