Een hoofdwerkwoord (of: zelfstandig werkwoord) is het werkwoord dat de betekeniskern van een werkwoordelijk gezegde vormt.
In de tegenwoordige en de verleden tijd wordt het hoofdwerkwoord dikwijls uitgedrukt door de persoonsvorm: (1) Hij loopt van hot naar her. Het hoofdwerkwoord kan ook de vorm hebben van een voltooid deelwoord (2 en 4) of een infinitief (3): (2) Ik heb hem daar niet gezien. (3) Mijn buurjongen kan goed voetballen. (4) Het vervallen huis wordt afgebroken.