Synoniemen zoeken
Synoniem van zout
Synoniem van 'n ander trefwoord

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Zout
Zout, zilt zegt men van water, dat uit zijn aard met veel zoutdeelen vermengd is, brak van zoet water, dat door de vermenging met zeewater of door oplossing van zand en andere bestand¬deelen van den bodem ondrinkbaar is geworden. Het water der zee is zout. De zilte baren. Een brakke wel.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
zout
zout - zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord
1. kleine witte korreltjes die de smaak van het eten versterken
♢ er moet wat zout bij de aardappels
1. hij verdient het zout in de pap niet
[verdient bijna niets]
2. iets met een korreltje zout nemen
[het niet te letterlijk opvatten]
3. het zout in de pap niet verdienen
[bijna niets verdienen]
4. peper- en zoutkleurig
[gedeeltelijk grijs]
5. op alle slakken zout leggen
[overal opmerkingen over maken]
6. zout in de wonde wrijven
[een vervelende opmerking maken over iets wat pijnlijk is]
7. dat is het zout in de pap
[wat het interessant, boeiend maakt]
2. met zout erin of erop
♢ zeewater heeft een zoute smaak
1. zo zout heb ik het nog nooit gegeten
[zoiets raars heb ik nog nooit meegemaakt]
2. zout water
[zeewater]
Zelfstandig naamwoord: zout
het zout
Bijvoeglijk naamwoord: zout
... is zouter dan ...
het zoutst
de/het zoute ...
iets zouts
Tegenstellingen
flauw