Synoniemen zoeken
Synoniem van zien
Synoniem van 'n ander trefwoord

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Zien
Waarnemen door middel van de oogen. Zien drukt dit in het algemeen uit; het laat in het midden of er opzet bij is. Kijken onderstelt meer opzet en opmerkzaamheid, gadeslaan bovendien belang¬stelling; bespieden en begluren drukken hetzelfde uit, maar met bet bij¬begrip van ter sluiks. Staren is met strakke wijdgeopende oogen naar iets zien, zonder bepaalde opmerkzaamheid en soms zonder er zich van bewust te zijn. Turen is met inspanning en scherp het oog op iets gevestigd houden. Hij zag hem, maar daar hij niet goed toekeek, herkende hij hem niet terstond. Wien ziet ge daar ? Het kind keek zoo onschuldig de wereld in. Kijk daar eens. Iemand de woorden uit den mond kijken. Verbaasd staarde zij hem aan. Wat zit gij toch te staren? Kijk in uw boek. De visschers tuurden naar den horizont, dewijl een van hen een schip zonder mast had meenen te zien.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
zien
zien - onregelmatig werkwoord
1. het met je ogen waarnemen
♢ ik zie in de verte een man lopen
1. het over het hoofd zien
[niet opmerken]
2. tot ziens!
[ik hoop je gauw weer te zien]
3. hij mag gezien worden
[ziet er goed uit]
4. ik zie er wel iets in
[ik vind het wel aantrekkelijk]
5. zie je kans om ...
[kun je]
6. het laten zien
[het tonen]
7. ik heb het wel gezien
[wil niet langer blijven]
8. mij niet gezien!
[dat doe ik niet]
9. dat zie ik nog niet gebeuren
[ik kan het me niet voorstellen]
10. het zien zitten
[er goede verwachtingen van hebben]
11. we zullen wel zien
[we wachten maar af]
12. ik zie het niet meer zitten
[heb geen hoop meer dat het goed komt]
13. er tegenop zien
[verwachten dat het akelig zal zijn]
14. hem niet kunnen zien of luchten
[een grote afkeer van hem hebben]
15. ik zie wel hoe het valt, zei Uilenspiegel (TB)
[ik zie wel, ik wacht af]
2. het begrijpen
♢ hij ziet nu wel dat zij gelijk had
3. een bepaald uiterlijk hebben
♢ wat zie je bleek!
Onregelmatig werkwoord: zien
ik zie
jij/u ziet
hij/zij ziet
wij/zij/jullie zien
ik/jij/u/hij/zij zag
wij/zij/jullie zagen
hij heeft gezien
de/het/een geziene ....
ziend, ziende
Synoniemen
aanschouwen, ontwaren