Boeken
  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

Op de hoogte blijven?


  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren

 

Synoniemen zoeken

Uitgelicht

Bestel nu de Formule 1 Encyclopedie!

Synoniem van vlees

  • spierweefsel
Synoniem van 'n ander trefwoord
  • lichaam
  • Betekenis van vlees
  • Spreekwoorden met vlees
  • Spelling van vlees
  • vlees vervoegen
2019-10-24 2019-10-24
Synoniemen woordenboek

Synoniemen woordenboek

Groot Synoniemen- woordenboek

vlees

vlees - spiermassa van de mens en van dieren. Gebraad is gebraden vlees van wild of vogels; gevogelte is gebraad van vogels, en wildbraad of wild dat van wild. Van runderen komt rundvlees (zie aldaar), van varkens varkensvlees. Bacon duidt op gezouten en gerookt of gedroogd varkensvlees; van de dijen, lendenen, voorpoten of de kinnebak van een varken komt ham (zie aldaar). Gehakt heet in België gekapt of frut; het is gemalen vlees uit de nek of vang van een rund of varken, en bevat minstens twintig procent vet; gehakt half-om-half bestaat voor de helft uit rundergehakt en voor de andere helft uit varkensgehakt. Tartaar lijkt op gehakt omdat het ook gemalen is, maar de 'leveranciers' zijn hier het rund of het paard; het vetgehalte ligt lager dan tien procent. Rib kan zowel van een rund als van een varken komen; gaat het om gezouten rib van een varken en is het vlees bedoeld om te koken of te braden, dan is er sprake van casselerrib of Casseler rib. Ook pekelvlees is ingezouten; het komt van borst of puntborst. Het vlees (van de lende van een rund, varken, gevogelte of wild) is bij een rollade of rollende opgerold en samengebonden.

Zie: vis.

2017-11-14 2017-11-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief

Nederlands woordenboek voor onderwijs

vlees

vlees - zelfstandig naamwoord

1. zacht weefsel om de botten van mens of dier
♢ vlees van dieren dient vaak als voedsel
1. goed in het vlees zitten
[niet mager zijn]
2. je eigen vlees en bloed
[je kinderen]
3. het is vlees noch vis
[het hoort nergens bij]
4. ik wil weten wat voor vlees ik in de kuip heb
[met wat voor mens ik te doen heb]
5. geen vlees zonder been
[niets is zonder gebreken]
6. in eigen vlees snijden
[jezelf benadelen]
7. wit vlees
[van gevogelte en konijnen]

Zelfstandig naamwoord: vlees
het vlees

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

Op de hoogte blijven?


  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen
  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren
© 2022 Ensie

Inloggen

Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.

Ik ben mijn wachtwoord vergeten