Synoniemen zoeken
Geen resultaten voor vinger
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
vinger
vinger - elk van de vijf gelede grijporganen waarin de hand zich splitst. De duim is de voorste en dikste vinger, die tegenover de andere vingers kan worden geplaatst. In kinderversjes heet de duim duimelot. Tussen duim en middelvinger bevindt zich de wijsvinger (in kinderversjes: vingerling). Daarna volgen de middelvinger of middenvinger, met als 'buur' de ringvinger en, als achterste en kleinste vinger, de pink. Afkeuring wordt uitgedrukt met de informele woorden grijpvinger, grijper, grijptengel, tengel en grijpstuiver: een vinger waarmee iemand iets probeert te grijpen of aan te raken.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
vinger
vinger - zelfstandig naamwoord
uitspraak: vin-ger
1. elk van de vijf uitsteeksels van je hand
♢ hij heeft een ring om zijn vinger
1. het door de vingers zien
[geen straf geven]
2. het in de vingers hebben
[het goed kunnen]
3. geen vinger uitsteken
[niets doen om te helpen]
4. om je vingers bij af te likken
[erg lekker]
5. je in je vingers snijden
[iets doen waar je nadeel van hebt]
6. een vinger in de pap hebben
[invloed hebben]
7. een vinger aan de pols houden
[opletten hoe het verder gaat]
8. op de vingers tikken
[kritiek geven]
9. groene vingers hebben
[goed met planten kunnen omgaan]
10. tot in de toppen van zijn vingers
[helemaal]
11. lange vingers hebben
[stelen]
12. met een natte vinger doen
[onzorgvuldig]
13. hem om de vinger kunnen winden
[hem gemakkelijk kunnen beïnvloeden]
14. op je vingers kunnen natellen
[gemakkelijk kunnen begrijpen]
Zelfstandig naamwoord: vin-ger
de vinger
de vingers
het vingertje