Synoniemen zoeken
Synoniem van uithouden
Synoniem van 'n ander trefwoord
Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Uithouden
Gezegde(s):
• pappen en nat houden
• zijn borst natmaken(= zich schrap stellen)
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Uithouden
Het een of andere kwaad ondervinden, waartegen men zich niet verzet. Lijden drukt dit denkbeeld in het algemeen uit. Doorstaan is lijden ten einde toe, hier¬bij heeft men tevens het oog op de krachtsinspanning van den lijder in verhouding tot het kwaad, dat geleden wordt. Hij kon die operatie niet doorstaan, zijne krachten konden het niet uithouden. In de meeste gevallen wordt het niet bezwijken onder het leed of het kwaad er door uitgedrukt. Het eene schip leed schipbreuk, het andere doorstond den storm. Dragen is aanhoudend lijden wat meer drukt dan pijn veroorzaakt en wat niet te veranderen is, verdragen heeft de bijgedachte van dit vrijwillig te doen. Socrates verdroeg de grenzenlooze ondankbaarheid zijner medeburgers met de kalmte van den wijsgeer. Met gelatenheid iets verdragen is dulden, hierbij denkt men echter aan eenigen tegenzin, hetgeen bij verdragen niet zoo zeer het geval is. Dikwijls wordt door dulden uitgedrukt het begrip van iets onverdiend lijden. Ondergaan wordt alleen gezegd van het zich onderwerpen aan de eene of andere daad, die ons onaangenaam is, het ziet niet op zielelijden. Men ondergaat eene operatie en lijdt de pijn. Uitstaan is het met wilskracht dulden van iets onaangenaams of pijnlijks, dat aan¬houdt, terwijl verduren meer het zich lijdelijk onderwerpen te kennen geeft. Üithouden is iets onaangenaams of lastigs tot het einde verduren.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
uithouden
uithouden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: uit-hou-den
1. ermee door blijven gaan
♢ ik snap niet hoe jij het bij die mensen uithoudt
2. tot het einde toe verdragen
♢ die pijn is niet uit te houden
Onregelmatig werkwoord: uit-hou-den
ik hou(d) uit (... ik uithou(d))
jij/u houdt uit (... jij uithoudt)
hij/zij houdt uit (... hij uithoudt)
wij/zij/jullie houden uit (... wij uithouden)
ik/jij/u/hij/zij hield uit (... ik uithield)
wij/zij/jullie hielden uit (... wij uithielden)
hij heeft uitgehouden
Synoniemen
doorzetten, standhouden, volhouden
Tegenstellingen
afnokken, eindigen, ophouden, staken, stoppen, uitscheiden