Synoniem van toespraak

toespraak - min of meer officiële mededeling, gericht tot meerdere personen. In een preek, kanselrede, leerrede of predikatie wordt een godsdienstig leerstuk verkondigd; bij de doopsgezinden noemt men dat een vermaning; in een homilie wordt een bijbeltekst uitgelegd. Een allocutie is een door de paus gehouden toespraak over een actueel kerkelijk onderwerp. Een korte, stichtelijke toespraak op de radio aan het begin van de ochtend heet een dagopening of ochtendwijding; zo'n toespraak aan het eind van de avond, die op televisie wordt uitgezonden, is een dagsluiting. Kerkelijke of wereldlijke gezagsdragers spreken ter gelegenheid van Kerstmis, Nieuwjaar en dergelijke een kerstboodschap of nieuwjaarsboodschap uit. Hoogleraren houden bij de aanvaarding van hun ambt een oratie ofte wel intreerede of inaugurele rede. In een filippica veegt men een bepaalde categorie personen of een instelling de mantel uit. Een speech is niet van godsdienstige of wetenschappelijke aard. Een maiden-speech is de eerste speech van een nieuwe volksvertegenwoordiger. Voor een groot gehoor houdt men een rede of redevoering, meestal van lange duur. Een korte, informele speech heet een prevelement. Bijeenkomsten worden begonnen met een openingswoord of openingsspeech en eindigen met een slotwoord. Men prijst iemand in een lofrede, lofspraak of éloge; bij een begrafenis wordt een lijkrede of grafrede uitgesproken. Advocaten verdedigen hun cliënten voor het gerecht in een pleidooi of pleitrede.

Zie: mededeling; voordracht.

zie Aanspraak.

toespraak - zelfstandig naamwoord
uitspraak: toe-spraak

1. woorden waarmee je een groep mensen iets vertelt
♢ de vader van de bruid hield een toespraak

Zelfstandig naamwoord: toe-spraak
de toespraak
de toespraken
het toespraakje

Synoniemen
rede, speech