Synoniemen zoeken
Synoniem van tegenwoordig
Synoniem van 'n ander trefwoord
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Tegenwoordig
Het zijn of zich bevinden binnen eene grootere of kleinere ruimte. Aanwezig heeft de ruimste beteekenis en kan zoowel van personen, als van stoffelijke dingen en tijdstippen of tijdsom-standigheden gebezigd worden, tegenwoordig wordt van personen en tijden, maar minder van stoffelijke zaken gezegd, terwijl aanwezend alleen van personen, voorhanden alleen van stoffelijke dingen gezegd wordt en ver¬onderstelt, dat zij dadelijk gebruikt kunnen worden. Aanwezig onder¬scheidt zich van tegenwoordig en voorhanden, doordat het eerste op eene vrij groote ruimte toepasselijk kan zijn, de beide laatste een meer beperkten kring veronderstellen. Tegenwoordig, op personen toegepast, is op zulk een wijze aanwezig zijn, dat men aan de handeling, die ter plaatse voorvalt, kan deelnemen. Met deze beteekenis van tegenwoordig stemt aanwezend overeen, dat, behalve bij titels, weinig gebruikt wordt. De leden van eene vereeniging, die eene openbare vergadering bijwonen, zijn aanwezig of tegen¬woordig; van de toehoorders, die geen deel aan de beraadslagingen mogen nemen, zegt men liefst dat zij aanwezig zijn. In den winkel was van deze specerijen niets meer voorhanden, doch in het entrepot was nog veel aan¬wezig. De eerstaanwezend ingenieur der Genie is met de leiding belast.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
tegenwoordig
tegenwoordig - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: te-gen-woor-dig
1. van nu, van deze tijd
♢ de tegenwoordige burgemeester is een vrouw
1. tegenwoordige tijd
[de tijden van het werkwoord die een werking of toestand in het heden aangeven]
2. in deze tijd
♢ tegenwoordig heb je veel vrouwelijke burgemeesters
1. onvoltooid, tegenwoordig deelwoord
[geeft aan dat de handeling van het werkwoord nog in gang is, bijvoorbeeld 'kijkend']
3. erbij aanwezig
♢ de hele familie was tegenwoordig
Bijvoeglijk naamwoord: te-gen-woor-dig
de/het tegenwoordige ...
Synoniemen
momenteel, nu, thans
Tegenstellingen
absent, eerder, ervandoor, tevoren, toenmalig, voordien, voorheen, vroeger, weg, weleer