Synoniemen zoeken
Synoniem van stok
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
stok
stok - rond, betrekkelijk dun, min of meer recht stuk hout, dienend als gebruiksvoorwerp. Onderdeel van een hengel is een hengelstok, hengelroede of angelroede. (Zie: hengel.) Biljartballen worden gestoten meteen biljartstok, biljartkeu of keu. Een banderilla is gepunt en heeft weerhaken; men gebruikt deze bij stieregevechten. Wandelaars wandelen met een wandelstok of, in scherts, wandelstaf. Een staf (archaïstische stijl) is een hulpmiddel bij het lopen; bacchanten dragen een met klimop en wijnranken omslingerde staf met zich mee: de thyrsus, thyrsusstaf of klimopstaf. Rotan is het materiaal waarvan een rotting, rotanstok, rotan of Spaans riet is gemaakt; ook een bamboe heet naar het materiaal waaruit hij bestaat. Men slaat of gooit met een korte, dikke stok: een knuppel. Een onbewerkte, dikke stok is een knuppelstok. De politie gebruikt een wapenstok als wapen; is deze van gummi, dan is het een gummistok. Geselen gebeurt met een geselroede.
Zie: staf.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Stok
Een afgesneden stam of twijg van een boom. Stok is de algemeene naam hetzij hij dient om op te leunen, hetzij om er iets aan vast te binden. Staf is alleen de stok die als steun dient of als teeken van waardigheid; herdersstaf, maarschalksstaf. Bedelstaf is alleen nog figuurlijk in tot den bedelstaf vervallen in gebruik.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
stok
stok - zelfstandig naamwoord
1. lang, dun, rond stuk hout
♢ hij sloeg de hond met een stok
1. daar zal ik een stokje voor steken
[dat zal ik verhinderen]
2. hij krijgt het met iedereen aan de stok
[heeft met iedereen ruzie]
3. je krijgt mij daar met geen stok naar toe
[ik ga absoluut niet]
4. dat is een stok achter de deur
[iets vervelends waarmee je hem aan kunt sporen]
5. iemand een stok tussen de benen steken
[zijn plannen verhinderen]
6. alle gekheid op een stokje
[nu is het afgelopen met grappig doen]
7. wie een hond wil slaan, vindt licht een stok
[wie kwaad wil, vindt altijd wel een reden]
8. met de kippen op stok gaan
[vroeg naar bed gaan]
9. met geen stok
[op geen enkele wijze]
Algemene uitdrukkingen:
1. van je stokje gaan
[flauwvallen]
Zelfstandig naamwoord: stok
de stok
de stokken
het stokje