stoet - grote groep mensen die in rijen stapvoets voorwaarts gaan. De mensen die een overledene vergezellen naar de begraafplaats vormen een begrafenisstoet, begrafenis, lijkstoet, lijkstaatsie of rouwstoet. Een optocht (in België: omgang) is feestelijk van karakter; men maakt bijvoorbeeld muziek of zwaait met vaandels. Ruiters vormen een feestelijke cavalcade. Aan een corso nemen versierde wagens en fietsen deel. Bij een bloemencorso zijn de wagens versierd met bloemen, bij een fruitcorso met fruit.

Zie: groep; rondgang.

stoet - zelfstandig naamwoord

1. rij personen of voertuigen die zich langzaam en plechtig voortbewegen
♢ de begrafenisstoet was erg lang
2. bepaald soort brood
♢ we kregen een plak stoet met krenten

Zelfstandig naamwoord: stoet
de stoet
de stoeten
het stoetje