Synoniemen zoeken
Synoniem van schoonmaken
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
schoonmaken
schoonmaken - een voorwerp, een gebouw en dergelijke ontdoen van vuil. Synoniem: een beurt geven. In België zijn uitkuisen, opkuisen, afkuisen en kuisen synoniemen. Er zijn allerlei manieren om iets schoon te maken, en ook hangt de keus van het juiste synoniem vaak samen met de aard van het te reinigen object. Schoonmaken door wissen, likken, kammen, poetsen en dergelijke heet afwissen, respectievelijk aflikken, afkammen, afpoetsen, enzovoort. Door te betten bet of dep je iets af; in België heet dat (ook) afdoppen. Bij afschrapen en afschrabben schraapt men iets schoon; wortels, peentjes schrap je af. Aan dweilen en aandweilen komen een dweil en water te pas, aan afsoppen zeepsop, aan schrobben water en een bezem, aan afsponzen of afsponsen een spons, en aan boenen water en een boender. Uitboenen betekent: iets van binnen boenen, bijvoorbeeld een vuilnisbak. Een bestoven voorwerp reinig je met een schuier of een droge doek: afstoffen. Meubels neem of doe je met een doek af. Het schoonmaken van paarden met behulp van een roskam heet roskammen of afrossen. Afkloppen heeft betrekking op een kledingstuk: door kloppen reinigen. Kleding wordt ook schoon door stomen of uitstomen: reinigen door middel van hete damp. Een kamer schoonmaken is hetzelfde als die opknappen of doen. Het lijdend voorwerp van afwassen of omwassen bestaat uit eet- en drinkerei: met water en zeep schoonmaken. Voor borstelen gebruik je een borstel, voor schuieren een kleerborstel. Ruiten moeten met een zeemleren lap worden gelapt of gezeemd. Een heel ander soort schoonmaken is curetteren: de baarmoeder reinigen door ziekelijk slijmvlies te verwijderen.
Zie: vegen; wassen; zuiveren.
Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
schoonmaken
schoonmaken - regelmatig werkwoord
uitspraak: schoon-ma-ken
1. het vuil eraf halen, wassen of poetsen
♢ Wijna heeft mijn huis schoongemaakt
2. weghalen wat niet lekker is
♢ hij heeft de groente schoongemaakt
Regelmatig werkwoord: schoon-ma-ken
ik maak schoon (... ik schoonmaak)
jij/u maakt schoon (... jij schoonmaakt)
hij/zij maakt schoon (... hij schoonmaakt)
wij/zij/jullie maken schoon (... wij schoonmaken)
ik/jij/u/hij/zij maakte schoon (... ik schoonmaakte)
wij/zij/jullie maakten schoon (... wij schoonmaakten)
hij heeft schoongemaakt
de/het/een schoongemaakte ....
Synoniemen
cleanen, reinigen, schoonhouden
Tegenstellingen
verontreinigen, vervuilen