Synoniemen zoeken
Synoniem van schilderen
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
schilderen
schilderen - een of meer verflagen aanbrengen op een wand, kozijn en dergelijke of werken met verf en penseel, een spuitbuis om een schilderkunstige voorstelling te maken. Ook, in scherts: kwasten. Men verft een huis, een meubel, een muur, enzovoort; met menie wordt het een en ander gemenied. Doodverven heeft betrekking op de eerste laag; bij onder andere houtwerk, kozijnen en wanden kun je ook spreken van gronden of grondverven. Iets schilderen in de kleuren van marmer heet marmeren. Slecht schilderen staat gelijk aan kladderen of kladschilderen. Bij het penselen wordt een penseel gebruikt; bij borstelen hanteert men het penseel op een ruwe of forse manier. Bij het aquarelleren gebruikt men waterverf. Pointilleren betekent dat een onverdunde verf in stippels op het doek wordt aangebracht.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Schilderen
In geschreven of gesproken woorden eene krachtige voorstelling van iets geven. Men kan een voorval verhalen (zie Berichten) of beschrijven- Bij het verhaal deelt men de opeenvolging der gebeurtenissen die samen het voorval uitmaken mede. Bij de beschrijving verdiept men zich meer in de omstandigheden die de gebeurtenissen vergezelden; waar het eene zaak of een persoon geldt deelt men bij de beschrijving alles mede wat strekken kan om een duidelijk beeld van het beschrevene bij den hoorder of lezer te wekken; wil men te kennen geven dat de beschrijving een levendigen indruk op den hoorder maakt dan kan men hiervoor schilderen of malen dat eenigszins verouderd is, gebruiken. Bij het eerste komen vooral juistheid en duidelijkheid, bij het tweede levendigheid, gloed en kracht in aanmerking. Tot besluit maakte de spreker door eenige proeven het gesprokene voor iedereen duidelijk-
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
schilderen
schilderen - regelmatig werkwoord
uitspraak: schil-de-ren
1. met verf bedekken
♢ ik heb de schutting geschilderd
2. met verf een voorstelling maken
♢ hij heeft een landschap geschilderd
Regelmatig werkwoord: schil-de-ren
ik schilder
jij/u schildert
hij/zij schildert
wij/zij/jullie schilderen
ik/jij/u/hij/zij schilderde
wij/zij/jullie schilderden
hij heeft geschilderd
de/het/een geschilderde ....
schilderend, schilderende