Synoniemen zoeken
Synoniem van passen
Synoniem van 'n ander trefwoord
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Passen
Het begrip, dat aan al deze woorden gemeen is, is dat van eene verplichting om in zekere omstandigheden op eene aangewezen wijze te handelen. Behooren duidt de reden dier verplichting niet nader aan. Betamen stelt die verplichting voor als een uitvloeisel van ons plichtbesef, als een zedelijk moeten. Passen en voegen beschouwen haar als een gevolg der omstandigheden. Men be¬hoort te vergeven en te vergeten. Het betaamt ons de wederwaardigheden des levens met onderwerping te dragen. Het voegt mij niet u tegen te spreken. Het is zeer ongepast iemand in de rede te vallen.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
passen
passen - regelmatig werkwoord
uitspraak: pas-sen
1. precies de goede maat zijn
♢ dit jasje past me goed
1. het was passen en meten
[het kostte veel moeite]
2. aantrekken en kijken of het goed is
♢ mag ik deze broek even passen?
3. toezicht houden
♢ wil je op het huis passen als wij weg zijn?
1. je moet op je woorden passen
[niet zomaar alles zeggen]
4. erbij horen, erbij aansluiten
♢ dat groen past niet bij dat blauw
5. precies het juiste bedrag betalen
♢ kunt u het misschien passen, ik heb geen klein geld
Algemene uitdrukkingen:
1. ik pas ervoor
[ik wil het niet doen]
Regelmatig werkwoord: pas-sen
ik pas
jij/u past
hij/zij past
wij/zij/jullie passen
ik/jij/u/hij/zij paste
wij/zij/jullie pasten
hij heeft gepast
de/het/een gepaste ....
passend, passende