Synoniemen zoeken
Synoniem van opmaken
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
opmaken
opmaken - iemands gezicht voorzien van make-up. Maquilleren is synoniem, evenals het schertsende plamuren en het informele optutten. In opdirken en toetakelen ligt spot of afkeuring besloten. Een acteur of artiest laat zich grimeren of schminken.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Opmaken
Door logische redeneering van de eene gedachte tot de andere komen, eene gevolgtrekking maken. Besluiten is sterker dan afleiden. Het eerste duidt aan, dat men uit ver¬schillende oordeelvellingen eene gevolgtrekking of een besluit maakt. Bij afleiden is hetgeen afgeleid wordt meer het natuurlijk gevolg of het uit¬vloeisel van de gegeven zaak of daad. Opmaken verschilt van afleiden en besluiten in zooverre dat het minder zekerheid geeft, het is daarom in de spreektaal het meest in gebruik. Besluiten is het zekerst en veronderstelt eene nauwkeurige vergelijking van meer dan één oordeel of waarneming waaruit de gevolgtrekking gemaakt wordt. Uit de taal, die een volk spreekt is niets af te leiden omtrent het ras, waartoe het behoort. Moet ik hieruit besluiten, dat ge niet voornemens zijl uw woord gestand te doen? Uit zijne handelingen kan ik niet opmaken dat hij ons vijandig is.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
opmaken
opmaken - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-ma-ken
1. het begrijpen uit iets anders
♢ uit zijn woorden maakte ik op dat hij moe was
2. alles ervan gebruiken
♢ ik heb al mijn geld opgemaakt
3. het in orde maken, netjes maken
♢ heb je je bed opgemaakt?
1. proces-verbaal opmaken
[opschrijven wat er precies gebeurd is]
4. make-up op je gezicht doen
♢ zij maakt zich zorgvuldig op als ze uitgaat
5. je er klaar voor maken
♢ hij maakte zich op om te gaan vechten
Regelmatig werkwoord: op-ma-ken
ik maak op (... ik opmaak)
jij/u maakt op (... jij opmaakt)
hij/zij maakt op (... hij opmaakt)
wij/zij/jullie maken op (... wij opmaken)
ik/jij/u/hij/zij maakte op (... ik opmaakte)
wij/zij/jullie maakten op (... wij opmaakten)
hij heeft opgemaakt
de/het/een opgemaakte ....
opmakend, opmakende
Synoniemen
verteren