Synoniemen zoeken
Synoniem van macht
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
macht
macht - vermogen om een gang van zaken systematisch beslissend te beïnvloeden. Synoniem: autoriteit. Gezag stoelt op bevoegdheden. Het hoogste gezag heet oppergezag, onafhankelijkheid of soevereiniteit. Onbegrensde macht heet almacht of, in archaïstische stijl, almogendheid of alvermogen. Een formeel synoniem is omnipotentie. De hoogste macht in een bepaald territorium heet oppermacht, heerschappij of suprematie.
Zie: invloed; leiding.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Macht
Macht is het vermogen om iets te volbrengen of te doen geschieden en zich te doen gehoorzamen. Gezag is eigenlijk de macht en het recht om te bevelen. Alle vier woorden worden ook gebruikt in den zin van heerschappij. Gebied hecht hieraan een begrip van onbeperkte macht; bevel het denkbeeld, dat de oppermacht aan den bevelhebber door iemand is toevertrouwd. De vaderlijke macht; het vaderlijk gezag. Maar laat de Deugd haar luister stralen, dan huldigt alles haar gebied. De staten droegen De Ruijter het bevel over de vloot op. Vóór de eerste Fransche omwenteling was de koninklijke macht in Frankrijk nog even onbeperkt als in de dagen van Lodewijk XIV, maar van het koninklijk gezag was niet meer dan eene schaduw overgebleven. Zijn gezag ophouden.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
macht
macht - zelfstandig naamwoord
1. kracht om iets te doen
♢we duwden uit alle macht
1. boven je macht werken
[met je handen boven je hoofd]
2. we waren niet bij machte om ...
[niet in staat om ...]
3. uit alle macht
[met de grootste inspanning]
4. eendracht maakt macht
[eensgezindheid maakt sterk]
5. kennis is macht
[wie veel weet, heeft ook veel invloed]
6. met man en macht
[met alle beschikbare hulp]
7. boven zijn macht werken
[met de handen boven het hoofd]
2. groep mensen met speciale taak
♢de rechterlijke macht
1. de gewapende macht
[door de staat georganiseerde krijgsmacht]
2. een hogere macht
[bovenaards wezen of principe dat het lot van de mensen bepaalt]
3. de uitvoerende macht
[de regering, het bestuur]
4. de wetgevende macht
[de kroon en het parlement samen]
5. de rechterlijke macht
[de rechters]
3. getal dat aangeeft hoe vaak je een getal met zichzelf moet vermenigvuldigen
♢twee tot de macht twee = 2 x 2
4. het ergens invloed op hebben, er de baas over zijn
♢de minister heeft meer macht dan de koningin
1. op het toppunt van zijn macht
[toen hij het meest te vertellen had]
2. de macht over het stuur verliezen
[de auto niet meer onder controle hebben]
3. de ouderlijke macht
[wat ouders over kinderen te vertellen hebben]
5. het aantal keer dat een getal met zichzelf vermenigvuldigd moet worden bij machtsverheffen
♢in 2 ^3 is 3 de macht en moet je uitrekenen 2 x 2 x 2
Zelfstandig naamwoord: macht
de macht
de machten
Synoniemen
vermogen, capaciteit, potentie, exponent
Tegenstellingen
onvermogen, onmacht, machteloosheid