Synoniemen zoeken
Synoniem van lopen
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
lopen
lopen - zich door middel van benen of poten voortbewegen. Het woord is van toepassing op mensen respectievelijk dieren. In informeel taalgebruik is tippelen synoniem. Ook is gaan te gebruiken, als tegenovergestelde van 'rijden'. Dribbelen betekent: lopen met kleine, snelle pasjes, op een bedrijvige, onbeholpen of aandoenlijke manier. Mank lopen heet hinken of hinkepinken, lopen met lichte pasjes trippen of trippelen. Strompelen is lopen met zeer moeizame, stotende bewegingen, bijvoorbeeld doordat de persoon of het dier in kwestie erg moe is. Hompelen heeft een manke als onderwerp. Als een persoon of een dier ietwat moeizaam door ondiep water (of door een andere vloeistof) loopt, wordt dat waden genoemd. Ook baggeren is een moeizame zaak, maar de substantie is in dit geval modder. Van sjokken is sprake wanneer een mens of een dier (een ezel bijvoorbeeld) lusteloos en met gebogen knieën loopt. Tippelen (informele stijl) is alleen van toepassing op mensen: snelle, kleine pasjes. Sloffen of, minder gebruikelijk, sleepvoeten gebeurt met slepende tred; voetje voor voetje sloffen heet schuifelen. Lopen bijna zonder de voeten op te lichten heet schuiven. Bij stappen worden flinke, regelmatige passen gemaakt; treden betekent hetzelfde, maar moet een bepaling van richting bij zich hebben: 'hij trad naar voren'. Wie onverstoorbaar voortstapt, stiefelt (informele stijl). Klossen maakt veel lawaai; men loopt op plompe wijze, zonder de voeten (goed) op te lichten. Men wandelt (zie aldaar) in een ontspannen, kalm tempo. Langzaam lopen met vaste, grote, waardige passen is schrijden. Een groep militairen, gevangenen en dergelijke marcheert wanneer allen in dezelfde strakke, ritmische pas lopen. Van oprukken, optrekken of opmarcheren wordt gesproken als militairen in gesloten gelederen in de richting van de vijand marcheren. Aanrukken op is hetzelfde, maar heeft een verplichte bepaling van richting. Lopen met zeer onvaste passen is waggelen of, minder gebruikelijk, waggelbenen; dit werkwoord wordt ook gebruikt voor de normale - schijnbaar onvaste - voortbeweging van ganzen. Bij laveren is de tred wankel. Rennen, draven of racen gebeurt snel; het onderwerp kan een mens of een dier zijn: 'de kakkerlak rent de kast in'. Bij mensen kun je, in informele stijl, ook hollen gebruiken, in formele stijl snellen, en in archaïstische stijl ijlen. Hardlopen geldt ook alleen voor mensen: zo lopen, dat nooit beide voeten tegelijk de grond raken, bij wijze van oefening of als sportieve prestatie. Joggen gebeurt in zeer matig tempo, als conditietraining of sportieve prestatie. Te voet gaan (formeel) en (schertsend) voeteren zijn eveneens een menselijke activiteit: deze uitdrukkingen worden vooral gebruikt in tegenstelling met 'rijden'. Mensen ijsberen als ze in een vertrek rusteloos heen en weer lopen. Benen gaat in stevig tempo (maar niet in looppas), en heeft een bepaling van richting bij zich: 'hij beende naar de uitgang'. Wanneer iemand heel snel loopt of rent, loopt hij als een kievit, als een dief, of als een tiet (informele stijl). Onstuimig op een bepaald doel af rennen, bijvoorbeeld in een aanval, is stormen: 'de soldaten stormden de heuvel af'. Slieren, slierten of langs de straat slijpen wil zoveel zeggen als: doelloos lopen; hierbij staat een bepaling van plaats. Zich de benen uit het lijf/gat/achterwerk lopen houdt in dat men langdurig en in flink tempo loopt. Op stevenen volgt een bepaling van richting, op stommelen een bepaling van plaats: lopen met een dof, onregelmatig gedruis. Binnen een bepaald gebied loop je zonder vaste richting zomaar wat rond. Probeer je daarbij iets van je gading te vinden, dan is struinen van toepassing.
Zie: verplaatsen, zich.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
lopen
lopen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: lo-pen
1. je te voet voortbewegen door stappen te nemen
♢ er lopen twee mannen voorbij
1. hij zet het op een lopen
[gaat heel hard lopen]
2. een eindje lopen
[wandelen]
3. hij loopt als een kievit
[loopt heel vlug en goed]
4. over je laten lopen
[altijd doen wat anderen willen]
5. iemand tegen het lijf lopen
[ontmoeten]
6. als je blijft lopen, schimmelt je gat niet (TB)
[in beweging blijven is goed]
2. in werking zijn, draaien
♢ de motor loopt goed
1. de klok loopt weer
[gaat weer vooruit]
3. zich ontwikkelen
♢ ik moet nog zien hoe het loopt
1. het loopt tegen acht uur
[het is bijna acht uur]
2. het loopt ten einde
[is bijna afgelopen]
3. je loopt gevaar
[je bent in gevaar]
4. het loopt uit de hand
[het gaat verkeerd]
5. toen liep het fout
[toen ging het fout]
6. die zin loopt goed
[er zitten geen fouten in]
4. zich uitstrekken in een bepaalde richting
♢ de rivier loopt naar zee
Algemene uitdrukkingen:
1. college lopen
[college volgen]
2. het loopt niet lekker tussen ons
[we kunnen niet goed met elkaar omgaan]
Onregelmatig werkwoord: lo-pen
ik loop
jij/u loopt
hij/zij loopt
wij/zij/jullie lopen
ik/jij/u/hij/zij liep
wij/zij/jullie liepen
hij is gelopen
de/het/een gelopen ....
lopend, lopende
Synoniemen
schrijden