Synoniemen zoeken
Synoniem van laars
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
laars
laars - omhulling van leer of rubber voor het been, reikend tot de kuiten, knieën, dijen of heupen. De vetlaars is van vetleer gemaakt; een kaplaars heeft een hoog beenstuk. Bontlaarzen zijn gevoerd of afgezet met bont. Vissers dragen tot de liezen reikende lieslaarzen om droog te blijven terwijl ze in het water staan. De laarzen van zeevissers komen zelfs tot de heup; deze heten hozen. Ruiters trekken rijlaarzen aan. De waterlaars of baggerlaars is hoog en waterdicht. Kinderen en vrouwen dragen kleine laarsjes of bootees; dat woord betekent echter ook: lage laars met een dikke zool. Bij een tragedieacteur past een laars tot halverwege het onderbeen: de cothurn, cothurne of toneellaars.
Zie: schoeisel.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
laars
laars - zelfstandig naamwoord
1. dichte, hoge schoen
♢ als het regent draag ik laarzen
1. hij lapt dat aan zijn laars
[trekt zich daar niets van aan]
2. er geen laars van snappen
[niets]
Zelfstandig naamwoord: laars
de laars
de laarzen
het laarsje