Synoniemen zoeken
Synoniem van kapot
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
kapot
kapot - beschadigd, niet meer naar behoren functionerend. Het wordt in deze betekenis alleen gebruikt in verband met een zaak. Stuk wordt alleen predikatief gebruikt. In informele stijl gebruikt men ook te barsten, kaduuk, kadukig; in platte stijl stukkend. Zeer informeel: kapoeres, kapoerewiet. Wanneer het voorwerp onherstelbaar beschadigd is, gebruikt men in informele stijl de volgende uitdrukkingen: naar de maan, naar de verdommenis, naar z'n grootje, naar de donder, naar de kloten, naar de filistijnen, naar de verdoemenis, naar de haaien, naar de bliksem, naar z'n moer, naar z'n mallemoer, naar de sodemieter en naar de knoppen. Een voorwerp dat in delen uiteengevallen is, heet in/aan stukken, in/aan gruzelementen, gruizelementen, gruizels, barrels, barrelen. Al deze uitdrukkingen worden predikatief gebruikt, evenals aan diggelen; dit laatste heeft speciaal betrekking op voormalig aardewerk, porselein en glaswerk. Defect is een apparaat of mechanisch speelgoed. Een gebouw of vervoermiddel raakt door een botsing of vernieling in de soep. Een auto rijdt men in de poeier of in de prak (beide informeel).
Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Kapot
Gezegde(s):
• van de kaart
• van slag
• van streek
• van de kook
• de kluts kwijt
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
kapot
kapot - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: ka-pot
1. aan het eind van je krachten, heel erg moe
♢ ik ben kapot van dat harde werken
1. zich kapot werken
[heel hard werken]
2. niet meer heel, in delen uit elkaar gevallen
♢ de glazen kan is kapot gevallen
1. niet kapot te krijgen (dingen)
[onverslijtbaar]
2. niet kapot te krijgen (mensen)
[wie nooit opgeeft]
3. niet meer werkend
♢ de wekker is kapot
4. niet meer levend
♢ hij werkt zich nog eens kapot
1. zich kapot lachen
[heel erg moeten lachen]
2. zich kapot schrikken
[heel erg schrikken]
Algemene uitdrukkingen:
1. ik ben er kapot van
[door gevoelens overmand]
2. ik verveel me kapot
[heel erg]
3. ik ben er niet kapot van
[vind het niet geweldig]
Bijvoeglijk naamwoord: ka-pot
... is kapotter dan ...
het kapotst
de/het kapotte ...
Synoniemen
afgepeigerd, bekaf, defect, dood, doodmoe, doodop, gaar, gebroken, leeg, lens, levenloos, stuk, uitgeput, uitgeteld
Tegenstellingen
heel, levend