Synoniemen zoeken
Synoniem van kamer
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
kamer
kamer - klein of middelgroot vertrek. In een wachtkamer wacht je tot je wordt toegelaten tot bijvoorbeeld een arts of een minister. Hoogwaardigheidsbekleders laten hun bezoek wachten in een antichambre. In woonhuizen en paleizen en dergelijke ontvangt men gasten in een salon of ontvangkamer; de pronkkamer wordt ook gebruikt door de bewoners van het huis zelf. Een opkamer ligt iets hoger dan andere kamers en is bijvoorbeeld boven een kelder gesitueerd. Gezinsleden verblijven overdag in de huiskamer, zitkamer of woonkamer van een huis. Andere synoniemen: woonvertrek, leefkamer, living. Men slaapt in een slaapkamer; een alkoof is klein en slechts via een andere, grotere kamer te bereiken. Nauw hieraan verwant is de tussenkamer, die tussen twee andere kamers is geplaatst, meestal niet aan een gang en zonder venster. Ter zijde van een grotere kamer kan een zijkamer liggen. In kantoren of woningen zijn werkkamers of werkvertrekken om in te werken. Een studeerkamer of studeervertrek kan alleen deel uitmaken van een woning en dient om er te studeren. Vorsten, ministers en hoge ambtenaren werken in een kabinet. Achter in een huis is de achterkamer; de voorkamer ligt aan de weg of de straat. In de achttiende en negentiende eeuw trok de vrouw des huizes zich terug in een kleine, speciaal voor haar ingerichte kamer of boudoir. De zolder is de plaats van de zolderkamer, die mansarde heet als hij heel klein is. Doden baart men op in een rouwkamer; een chapelle ardente bevindt zich in het huis van de dode zelf.
Zie: vertrek.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Kamer
Vertrek is het algemeene woord voor iedere afgeslotene ruimte in een huis maar wordt meest in meer deftigen stijl gebruikt. Kamer is het meest gebruikelijke woord. In sommige samenstellingen worden beide woorden gebezigd, z. a. woonkamer, woon¬vertrek, doch bij andere alleen kamer b.v. badkamer. Eene zaal is een groot vertrek; kabinet eene kleine kamer. Een dameskabinetje draagt den naam van boudoir.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
kamer
kamer - zelfstandig naamwoord
uitspraak: ka-mer
1. ruimte in gebouw, met vier muren, vloer en plafond
♢ het huis heeft drie kamers
1. hij woont op kamers
[op zichzelf, maar bij anderen in huis]
2. donkere kamer
[kamer om foto's in te ontwikkelen]
3. het kleinste kamertje
[de wc]
2. ruimte in het hart waar het bloed heel even in wordt opgeslagen
♢ het bloed wordt in van de linkerboezem via de hartklep naar de linkerkamer gepompt
Zelfstandig naamwoord: ka-mer
de kamer
de kamers
het kamertje
Synoniemen
vertrek