Synoniemen zoeken
Synoniem van hoop
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
hoop
hoop - [niet telb.] gunstige verwachting. In archaïstische stijl: hope.

Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Hoop
Gezegde(s):
• op hoop van zegen
• een lichtende streep aan de horizont
• zweven tussen hoop en vrees
• de dag haalt de avond wel
• iedere dag heeft aan zijn eigen leed genoeg (Matth 6:34)
• de langste dag heeft ook een avond
• morgen komt er weer een dag
• de lucht zit nog vol dagen
• aller dagen avond is nog niet gekomen
• zolang er leven is, is er hoop
• hoop is een goed ontbijt, maar een slecht souper
• hoop en moed zijn altijd goed

Synoniemen Handboek Spreekwoorden
Gedigitaliseerd Ensie (1998)
Hoop
Spreekwoord(en):
• ik wou dat de nacht inviel, of dat de Pruisen kwamen (Wellington, in Waterloo)
• de hoop is de staf, van de wieg tot het graf
• als wensen paarden waren hoefden bedelaars niet te lopen
• dat zal aan de mast wel drogen
• een goed geloof en een kurken ziel doen bovendrijven
• die dan leeft, die dan zorgt
• met tijd en stro meuken (= rijpen) de mispels
• wat kun je verwachten van een dag die begint met op te staan

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Hoop
Een menigte dingen op en bij elkander. Hoop veronderstelt eene groote hoeveelheid voorwerpen, die op en door elkander liggen, een hoop steenen een hoop hooi. Massa drukt meer uit dat iets een ongeregeld, ongeordend geheel is; het wordt ook van vloeistoffen gezegd. Eene verwarde massa. Ook bij tas denkt men meer aan een onregelmatige opeenhooping. Bij stapel onderstelt men doorgaans eene regelmatige schikking. Een stapel guldens = een aantal guldens netjes op elkander gelegd.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
hoop
hoop - zelfstandig naamwoord
1. grote hoeveelheid, groot aantal
♢ wat een hoop snoepjes heb jij!
2. slordige verzameling dingen
♢ hij gooide de stenen op een hoop
1. te hoop lopen
[overal vandaan ergens komen]
2. alles op een hoop gooien
[geen verschil maken]
3. op een hoop
[dicht op elkaar]
3. wens dat er iets gebeurt dat je graag wilt
♢ ik heb goede hoop dat hij weer beter wordt
1. er is geen hoop meer voor de zieke
[hij zal sterven]
2. ik heb de hoop opgegeven
[denk dat het niet lukt]
3. op hoop van zegen
[ik hoop dat het lukt, maar ben niet zeker]
4. hoop doet leven
[de hoop houdt je op de been]
5. leven tussen hoop en vrees
[in onzekerheid]
4. uitwerpselen
♢ er lag een hondenhoop op straat
1. de duivel schijt altijd op de grootste hoop
[mensen die toch al rijk zijn, krijgen er nog meer bij]
Zelfstandig naamwoord: hoop
de hoop
de hopen
het hoopje
Synoniemen
bende, boel, drol, ettelijke, massa, stoot, talrijk, tig, veel
Tegenstellingen
enkel