Synoniemen zoeken
Synoniem van grond
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Grond
Bodem heet het onderste deel van een voorwerp, waarin iets vloeibaars kan uitgestort worden of zich bevinden, het onderste dus van een vat of kist, en verder de onderkant van iets in tegenoverstelling van den bovenkant. Zijn glas tot op den bodem leegdrinken. Hij kan den bodem van zijne geldkist zien. Grond noemt men dat deel met betrekking tot hetgeen er zich boven bevindt, of er door gedragen wordt. Grond is dus de oppervlakte der aarde, als de draagster van alles wat er uit voortkomt of er op rust. Men plant een boom in den grond. Men zit op den grond. Men spreekt meer van den bodem dan van den grond der zee, omdat men zich van het onderste der zee, waarvan wij zoo weinig weten, geene andere voorstelling vormt, dan dat het de onderkant is in tegenoverstelling van den waterspiegel. Bedding, dat wel met bodem maar niet met grond synoniem is, noemt men den bodem der rivieren en den vloer der sluizen, alsmede de plankenzoldering, waarop het geschut rust.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
grond
grond - zelfstandig naamwoord
1. bodemlaag waarin planten en bomen groeien
♢ er zit te weinig grond in deze plantenbak
1. groente van de koude grond
[niet in de kas gekweekt]
2. oppervlakte van de aarde
♢ er is geen stoel meer, ga maar op de grond zitten
1. de begane grond
[de onderste woonlaag]
2. iets uit de grond stampen
[het heel snel maken]
3. uit de grond van mijn hart
[met volle overtuiging]
4. hem te gronde richten
[hem vernietigen]
5. aan de grond zitten
[geen geld meer hebben]
6. het van de grond krijgen
[erin slagen het te organiseren]
7. het met de grond gelijkmaken
[het afbreken]
8. als aan de grond genageld bleef hij staan
[hij kon zich van schrik niet meer bewegen]
9. ik ging door de grond
[ik schaamde me diep]
10. het plan de grond in boren
[het afkraken]
11. met beide benen op de grond staan
[nuchter zijn]
12. geen poot aan de grond krijgen
[geen enkele kans]
13. de grond wordt me te heet onder de voeten
[ik ga ervandoor, want het wordt me te riskant]
14. stille waters hebben diepe gronden
[wie het minst spreekt is vaak het meest interessant]
3. waarom je het doet of vindt
♢ die bewering mist elke grond
1. uit de grond van mijn hart
[omdat ik het echt meen]
2. op grond van
[om reden van, wegens]
3. een grond van waarheid
[een waar element in een bewering]
4. in de grond van de zaak
[in feite, eigenlijk]
Zelfstandig naamwoord: grond
de grond
de gronden
het grondje
Synoniemen
aarde, argument, bodem, motief, overweging, reden