Boeken
  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren

 

Synoniemen zoeken

Uitgelicht

Valt op hè?

Ontwerp nu je advertentie. Direct online!

Synoniem van gezelschap

  • aanhang
  • comité
  • compagnie
  • ensemble
  • geleide
  • groep
  • korps
  • kransje
  • kring
  • samenzijn
  • societeit
  • soos
  • team
  • troep
  • troupe
  • verbond
  • vereniging
Synoniem van 'n ander trefwoord
  • aanspraak
  • begeleiding
  • bond
  • maatschappij
  • midden
  • verbond
  • Betekenis van gezelschap
  • Spreekwoorden met gezelschap
  • Spelling van gezelschap
2020-10-14 2020-10-14
Handwoordenboek synoniemen ©

Handwoordenboek synoniemen ©

J.V. Hendriks (1898)

Gezelschap

Eene samenwerking van onderscheiden personen tot een gemeenschappelijk doel. Vereeniging is het algemeene woord. Wanneer zulke vereenigingen eene gewichtige strekking hebben of vertakkingen hebben, dan dragen zij bij voorkeur den naam van genootschap of maat¬schappij. Gezelschap onderstelt eigenlijk gezellig samenzijn doch staat thans gelijk met vereeniging. Een leesgezelschap. Een schermgezelschap. Het zendelinggenootschap. Het historisch genootschap. De maatschappij der Nederlandsche letterkunde. De handelmaatschappij. In den laatsten tijd is de naam bond in zwang gekomen voor zoodanige vereenigingen, waaraan men vroeger den naam zou gegeven hebben van genootschap of maatschappij. De protestantenbond. De weerbaarheidsbond. De anti-dienstvervangingsbond. Bent wordt voornamelijk gebruikt voor eene vereeniging van kunstbroeders, maar heeft een min of meer ongunstige beteekenis gekregen. De schilders-bent. De letterkundige bentgenooten.

2017-11-14 2017-11-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief

Nederlands woordenboek voor onderwijs

gezelschap

gezelschap - zelfstandig naamwoord
uitspraak: ge-zel-schap

1. groep mensen die samen iets doen
♢ het gezelschap ging de Zaanse Schans bekijken
2. het samenzijn met anderen
♢ wie houdt oma vanavond gezelschap?
1. hij zoekt gezelschap
[iemand om mee te praten]
2. ze was in gezelschap van haar broer
[samen met haar broer]

Zelfstandig naamwoord: ge-zel-schap
het gezelschap
de gezelschappen
het gezelschapje

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen
  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren
© 2023 Ensie

Inloggen

Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.

Ik ben mijn wachtwoord vergeten