Synoniemen zoeken
Synoniem van eens
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
eens
eens - , het - zijn (met) wordt gezegd van twee of meer partijen die in een geschil, een discussie en dergelijke dezelfde mening hebben. Een voorzetselbepaling betreffende de persoon is niet verplicht. Synoniem: meegaan met (iemand) in (iets). In de grootst denkbare mate is men het roerend met iemand eens (over); dit wordt met lichte spot gezegd. Zonder voorzetselbepaling met betrekking tot zaak en persoon gebruik je dezelfde lijn trekken en één lijn trekken. Onderhandelaars kunnen elkaar vinden (over iets); hierbij staat geen bepaling betreffende de personen. Een voorzetselbepaling met betrekking tot de zaak ontbreekt bij het informele op één lijn zitten (met); een afkeurende bijsmaak heeft onder één deken liggen (met). Bij (iemand) gelijk geven en bijvallen hoort een indirect object: 'we vielen hem bij'.
Zie: samenwerken.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Eens
Overeenstemmend in neiging, meening of daden. Eens geeft te kennen, dat twee ot meer personen in gevoelen of meening overeenstemmen; een¬drachtig , dat twee of meer personen overeenstemmen in gezindheid en daardoor met denzelfden wil gezamenlijk voor hetzelfde doel werkzaam zijn; eenparig dat zij dit op dezelfde wijze en gezamenlijk doen; eensgezind, dat zij in neiging en gezindheid overeenstemmen, het ziet minder op de handeling. Eenstemmig zijn zij, die hetzelfde willen en dit in woorden of daden uitdrukken. Onze commissie werd het over de te nemen maat¬regelen nog al spoedig eens, en toen wij die vervolgens aan het oordeel der vergadering onderwierpen, was deze eenstemmig (eenparig) van ge¬voelen, dat ons voorstel aannemelijk was. Op het pinksterfeest waren de apostelen eendrachtig bijeen, in het bidden volhardende. In dit huisgezin laat de eensgezindheid nog al te wenschen over. Eendracht maakt macht.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
eens
eens - bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
1. op een keer
♢ eens komt er een eind aan
2. nog één keer
♢ deze ruimte is eens zo groot als de vorige
3. dezelfde mening hebben
♢ we zijn het weer eens met elkaar
4. het goed vinden, ermee akkoord gaan
♢ ik ben het er niet mee eens
Algemene uitdrukkingen:
1. dat zou best eens kunnen
[dat kan wel zo zijn]
2. wacht eens
[laat me even nadenken]
Bijwoord: eens
Bijvoeglijk naamwoord: eens
Synoniemen
ooit
Tegenstellingen
nooit, oneens