dronken - er door zijn gedrag in hoge mate blijk van gevend dat men alcohol heeft gedronken. Beschonken, onder invloed, beneveld en onbekwaam zijn formele synoniemen. Informeel: vet, kachel, zat, bezopen, teut, blauw, meloet, boven zijn bier, starnakel, lazarus, kanon, in de lorum, in de olie en (allebei Bargoens) sjikker en sikker. In juridisch jargon: in kennelijke staat van dronkenschap; dit wordt in het gewone spraakgebruik verkort tot in kennelijke staat. Belgen noemen een dronken persoon soldaat of door de neus geboord. In scherts: topzwaar. Een ernstiger graad van dronkenschap wordt uitgedrukt door stomdronken, stombezopen, straalzat, dronken als een Maleier, smoordronken, apelazerus, apezat, zo dronken als een tor, als een aap of als een kanon, ladderzat, toeterzat, zo zat als een snip, lam, zo zat als een meeuw, afgeladen, laveloos, zo dronken als een meloet, godsgenadig dronken en, in België, crimineel.

Zie: aangeschoten; stuk, een in de kraag hebben.

Gezegde(s):
• natte voeten hebben
• een vaan ophebben
• een stier aanhebben
• de prins gesproken hebben
• een bok aan het touw hebben
• met een nat zeil lopen
• in de olie zijn
• voor mirakel liggen
• voor pampus liggen
• slagzij maken
• de vracht hebben
• een snor aan hebben
• onder invloed
• afgeladen vol
• aan de flep
• in de lorum
• in de kroten
• door het lint
• een snip aan
• in de soes
• de brand hebben
• een roes aan
• een buis aan
• het hooi binnen
• in de wind
• door de vang
• scheef geladen
• een snee in het oor
• zijn bramzeil gehesen
• zijn hoed op halfzeven
• de hoogte hebben
• een laars aan
• een slier aan
• een stuk in zijn kraag
• een stuk in zijn laars
• een stuk in zijn rapen
• een stuk in zijn botten
• zo zat als een kanon (= biermaat)
• zo blauw als een lei
• in Jaffa liggen
• de bocht hebben
• boven zijn pegel zijn
• te diep in het glas gekeken
• zijn tong slaat ijzer (of: dubbel - of: kadul)
• hij weet van Teeuwes noch Meeuwes
• een sliert aanhebben
• zijn zakken vol hebben

Beschonken is in den mond der beschaafden een euphemisme voor dronken gelijk de volkstaal er het platte bezopen voor in de plaats stelt. Figuurlijk wordt alleen dronken gebezigd. Dronken van weelde Liefdedronken.

dronken - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: dron-ken

1. als je onder invloed van alcohol niet meer goed kunt staan, lopen, denken
♢ na twintig biertjes was hij dronken

Bijvoeglijk naamwoord: dron-ken

Synoniemen
beschonken, bezopen, kachel, lam, onbekwaam, zat

Tegenstellingen
nuchter