Synoniemen zoeken
Synoniem van bril
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
bril
bril - heet met een informeel woord fok. Tegen felle zon draag je een zonnebril en tegen sneeuwblindheid een sneeuwbril. Aan het montuur van een hoorbril zit een gehoorapparaat vast. Voor het scherp waarnemen van dichtbij gelegen voorwerpen gebruikt men een leesbril. Een pantoscoop corrigeert zowel voor dichtbij als voor veraf. De ziekenfondsbril of, informeel, dienstfiets is een eenvoudige bril met een dun stalen montuur. Uilebrillen hebben grote ronde glazen en een hoornen montuur. Vroeger bestonden brillen uit twee glazen en een verende metalen brug. Het lorgnet, de knijpbril, pince-nez, neusknijper of knijper kon op de neus worden vastgeknepen. Zulke brillen met een handvat eraan noemde men face-à-main.
Zie verder: kijker; oogglas; stofbril.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
bril
bril - zelfstandig naamwoord
1. wat je op je neus draagt om beter te kunnen zien
♢ hij heeft een bril om te lezen
1. iets door een gekleurde bril zien
[niet zonder vooroordelen]
2. iets door een roze bril zien
[het mooier zien dan het is]
3. iets door de bril van een ander zien
[vanuit zijn standpunt]
2. ring op de WC waar je op zit
♢ mannen zet de bril omhoog, want vrouwen zitten ook graag droog
Zelfstandig naamwoord: bril
de bril
de brillen
het brilletje