Synoniemen zoeken
Synoniem van botsen
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
botsen
botsen - met geweld tegen iemand of iets aanstoten. Er kan een bepaling volgen die wordt ingeleid door het voorzetsel 'tegen'. Knallen gaat vergezeld van een bepaling van plaats en betekent: met geweld botsen: 'het kind knalde met het fietsje tegen de stoep'. Biljartballen klotsen. Hevig botsen heet crashen (tegen). In volle vaart rijdt een voertuig in op iets of iemand; de voorzetselbepaling is hier verplicht.
Zie verder: [b]aanrijden.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Botsen
Bij het stooten van een hard voorwerp tegen een ander er niet in doordringen, maar door den weerstand een schok veroorzaken. Stuiten drukt dit in het algemeen uit. Afstuiten geeft te kennen dat het voorwerp, dat tegen het andere aankomt, terugspringt, hetzij in de richting vanwaar het gekomen is, hetzij in eene zijdelingsche richting. De kogel stuitte op het pantser af. Botsen onderstelt meer dat door het met kracht tegen elkaar aankomen van twee in beweging zijnde voorwerpen een hevige schok teweeg gebracht wordt. Terugstuiten drukt meer dan afstuiten het denkbeeld uit, dat de terugkeerende beweging in eene richting geschiedt tegenovergesteld aan die, waarin de voorwaartsche plaats greep. Figuurlijk wordt afstuiten gezegd van het mislukken van pogingen, die men aanwent om een doel te bereiken. De botsing van twee treinen. Al hare gebeden stuitten af op zijne onverschilligheid.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
botsen
botsen - regelmatig werkwoord
uitspraak: bot-sen
1. met een klap tegen iets of iemand aan stoten
♢ de auto botste tegen een vuilnisbak
1. botsende karakters
[die niet bij elkaar passen]
Regelmatig werkwoord: bot-sen
ik bots
jij/u botst
hij/zij botst
wij/zij/jullie botsen
ik/jij/u/hij/zij botste
wij/zij/jullie botsten
hij heeft gebotst
de/het/een gebotste ....
botsend, botsende
Synoniemen
stuiten
Tegenstellingen
uitwijken