Inloggen
  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

  • Word lid
  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?

 

Synoniemen zoeken

Synoniem van bek

  • klep
  • mail
  • mond
  • muil
  • neb
  • smoel
  • snater
  • snavel
  • sneb
  • snuit
  • tater
  • waffel
Synoniem van 'n ander trefwoord
  • babbel
  • hoofd
  • kanis
  • muil
  • waffel
  • Betekenis van bek
  • Spreekwoorden met bek
  • Spelling van bek
  • bek vervoegen
2019-10-17 2019-10-17
Groot Synoniemenwoordenboek

Groot Synoniemenwoordenboek

P.G.J. van Sterkenburg (1991)

bek

bek - ingang van het spijsverteringskanaal van een dier, eventueel met uitzondering van paarden. Grote dieren en roofdieren hebben een muil. Vogels hebben een snavel. Volgens paardeliefhebbers heeft een paard een mond.

Zie verder: mond.

2020-10-14 2020-10-14
Handwoordenboek synoniemen

Handwoordenboek synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Bek

Het orgaan, waardoor het voedsel wordt opgenomen en geluid kan worden voortgebracht. Mond heet het uitsluitend bij den mensch. Bek is de ge¬meenschappelijke naam, dien het bij de dieren draagt. Bij dieren met spits toeloopende bekken, dus inzonderheid bij de vogels, noemt men het neb, sneb en snavel; bij verscheurende dieren en in ’t algemeen bij dieren, die een grooten bek hebben, muil. De voormuil van varkens, enz. en het voorste gedeelte van den muil des olifants heeten snuit. In minachtenden zin gebruikt men voor mond in minder gekuischte taal het woord smoel, als ook het woord snoet.

2017-11-14 2017-11-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bek

bek - zelfstandig naamwoord

1. mond van een dier
♢ ik mocht onze hond niet in de bek kijken
1. breek me de bek niet open!
[daar zou ik heel wat slechte dingen over kunnen vertellen]
2. hij heeft een bek zo groot als een wagenschuur (TB)
[is heel erg brutaal]
3. je moet een gegeven paard niet in de bek kijken
[niet kritisch zijn over wat je krijgt]
4. (plat) op je bek gaan
[vallen]
5. (plat) een grote bek hebben
[brutaal zijn]
6. dat is spekje voor zijn bekje
[net iets voor hem]

Zelfstandig naamwoord: bek
de bek
de bekken
het bekje

Synoniemen
muil

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen
  • Word lid
  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
© 2023 Ensie

Inloggen

Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.

Ik ben mijn wachtwoord vergeten