Synoniemen zoeken
Synoniem van been
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
been
been - min of meer zelfstandig deel van een skelet. Bot en knook zijn equivalenten. Een informeel woord voor een been van een dierlijk skelet is bonk. Schonk is een grof been. Aan een kluif zit vlees, dat van het been kan worden afgekloven. Knekels behoren aan een dode. Achter het trommelvlies bevindt zich het gehoorbeentje (zie aldaar), dat geluidstrillingen overbrengt. Pijpbeen is synoniem met lang been en betekent: been bestaande uit een cilindrisch middenstuk en uiteinden die met kraakbeen zijn bedekt. Een wervel (zie aldaar) maakt deel uit van de wervelkolom. De onderste vier of vijf wervels zijn vergroeid tot het staartbeen of stuitbeen. Tot de schedel behoort het schedelbeen, dat slaapbeen heet als het aan de zijkant van de schedel zit. Als je je elleboog stoot, voel je in je telefoonbotje of weduwnaarsbotje iets dat op elektrische stroom lijkt. Jukbeen (beenstuk in de aangezichtsschedel) is synoniem met [b]wangbeen,.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
been
been - zelfstandig naamwoord
1. lichaamsdeel vanaf je billen, waarmee je staat of loopt
♢ vorig jaar heeft ze haar been gebroken
1. je beste beentje voorzetten
[heel erg je best doen]
2. het been stijf houden
[niet toegeven]
3. op het verkeerde been zetten
[de verkeerde informatie geven, misleiden]
4. op je achterste benen staan
[verontwaardigd zijn]
5. geen been hebben om op te staan
[niet kunnen bewijzen dat je gelijk hebt]
6. de benen nemen
[ervandoor gaan]
7. met één been in het graf staan
[bijna dood zijn]
8. goed ter been zijn
[nog goed kunnen lopen]
9. zich de benen uit het lijf lopen
[zich erg inspannen om iets te bereiken]
10. op de been zijn
[opgestaan zijn, uit bed zijn]
11. er was veel volk op de been
[op straat]
12. met beide benen op de grond staan
[de werkelijkheid niet uit het oog verliezen]
13. op je laatste benen lopen
[bijna dood zijn]
14. met het verkeerde been uit bed stappen
[een slecht humeur hebben]
15. tegen het zere been zijn
[erg pijnlijk zijn]
16. met de staart tussen de benen afdruipen
[beschaamd weglopen]
17. een blok aan je been zijn
[je het leven moeilijk maken]
18. op eigen benen staan
[zelfstandig zijn]
19. op één been kun je niet lopen
[neem nóg een consumptie!]
20. er geen been in zien
[er niet voor terugschrikken]
2. iets dat op een been lijkt
♢ de benen van de passer
3. deel van het geraamte van mens of dier
♢ er zit nog een beentje in het vlees
1. als twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen
[als twee mensen ruzie maken, krijgt de derde meestal het voordeel]
2. door merg en been gaan
[heel indringend zijn]
3. vel over been zijn
[broodmager]
Algemene uitdrukkingen:
1. ze ziet er geen been in
[ze heeft er geen bezwaar tegen]
2. steen en been klagen
[voortdurend klagen en jammeren]
Zelfstandig naamwoord: been
het been
de benen
het beentje
Synoniemen
bot