Synoniemen zoeken
Synoniem van altijd
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
altijd
altijd, op alle tijdstippen. Synoniemen in archaïstische stijl: te allen stond, altoos en immer. Te allen tijde betekent hetzelfde, maar is formeel. Eeuwig geeft aan dat er geen enkele beperking is aan de reikwijdte in verleden of toekomst. Dag en nacht slaat op menselijke handelingen, zoals werken. Datgene waarover men spreekt kan vervelend of onaangenaam zijn. We spreken dan van altijd door of, met meer nadruk, van eeuwig en altijd of altijd en eeuwig.
Zie verder: meestal; telkens; voorgoed; voortdurend .

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Altijd
Zonder ophouden, onafgebroken. Tusschen altoos en altijd bestaat nagenoeg geen verschil, en beide woorden worden zoowel van het verledene als van het toekomende gebruikt. Bij altijd staat het begrip van voortduring meer op den voorgrond, bij altoos dat van herhaling. Ik heb het hem telkens gezegd, maar hij doet het altoos weer. Hij is altijd (of altoos) een braaf man geweest, en er is geen twijfel aan, of hij zal het ook altijd blijven. Immer slaat, evenals het tegenovergestelde nimmer, alleen op de toekomst. Hij zal zijne grondbeginselen immer getrouw blijven. Immermeer, in beteekenis met immer gelijkstaande, wordt bijna uitsluitend in hoogeren stijl gebruikt. Steeds geeft eene voortduring te kennen, waarin standvastigheid of bestendigheid uitkomt. Hij heeft steeds tot de strijders voor recht en waarheid behoord. Hoewel meest in goeden zin komt het toch ook dikwijls in kwaden zin voor. Hij plaagt het arme kind nog steeds. Hij heeft nog steeds hoofdpijn.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
altijd
altijd - bijwoord
uitspraak: al-tijd
1. elke keer weer
♢ Tina komt altijd op zondag
2. in elk geval
♢ als het regent kan ik altijd nog gaan lezen
3. wat hetzelfde blijft en niet verandert
♢ Jan moppert altijd
Bijwoord: al-tijd
Synoniemen
aanhoudend, aldoor, almaar, alsmaar, constant, gedurig, herhaaldelijk, immer, onveranderlijk, steeds, telkens, voortdurend
Tegenstellingen
nimmer, nooit