Synoniemen zoeken
Synoniem van afzetten
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
afzetten
afzetten, voorzien van een speciale stof, kleur en dergelijke die in de bepaling wordt genoemd. Lijdend voorwerp is een rand van een kledingstuk of een stuk
textiel: een mantel afzetten met bont. Bij afbiezen wordt het voorwerp afgezet met een bies.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Afzetten
Het zich ontdoen van kleedingstukken of sieraden. Afleggen verschilt hierin van afdoen. dat het onderstelt dat het afdoen met zorg geschiedt en dat het afgedane behoorlijk wordt weggelegd. Bij uitbreiding, oneigenlijk: voor goed afleggen, om het niet weer aan te doen, van kleedingstukken, hoedanigheden, gezindheden, enz. Zijne kroon afleggen; wrok, haat, angst, rouw, droefheid afleggen. Afwerpen staat tegenover omwerpen, afzetten tegenover opzetten, af doen en uitdoen staan tegenover aandoen; uitschieten en uittrekken tegenover aanschieten en aan¬trekken; zie bij Aandoen.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
afzetten
afzetten - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-zet-ten
1. het aan een ander geven in ruil voor geld
♢ we hebben weer heel wat producten afgezet dit jaar
2. je ergens tegen afduwen om vaart te krijgen
♢ ik zette me af tegen de steiger en de boot gleed weg
3. te veel geld laten betalen
♢ hij heeft me afgezet door drie euro te rekenen voor dat ijsje
4. van de omgeving afscheiden
♢ het gebied van de misdaad was afgezet met lint
5. laten merken dat je het niet met hem eens bent
♢ hij zet zich voortdurend af tegen zijn moeder
6. de leiding afnemen
♢ de wethouder werd uiteindelijk afgezet
7. er een rand langs maken
♢ de cape was afgezet met bond
8. de knop omzetten zodat het niet meer werkt
♢ hij zette het geluid van de televisie af
9. vervelende gedachten uit je hoofd zetten
♢ ik kon dat idee niet van me af zetten
10. op een bepaalde plaats brengen en zelf verder gaan
♢ ik zal je op weg naar het museum even afzetten bij het station
Regelmatig werkwoord: af-zet-ten
ik zet af (... ik afzet)
jij/u zet af (... jij afzet)
hij/zij zet af (... hij afzet)
wij/zij/jullie zetten af (... wij afzetten)
ik/jij/u/hij/zij zette af (... ik afzette)
wij/zij/jullie zetten af (... wij afzetten)
hij heeft afgezet
de/het/een afgezette ....
Synoniemen
afdraaien, afwerpen, omzetten, uitdoen, uitdraaien, uitknippen, uitschakelen, uitzetten, verhandelen, verkopen
Tegenstellingen
aanzetten, inschakelen, kopen