Synoniemen zoeken
Synoniem van afstappen
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
afstappen
afstappen, naar beneden komen (van bijvoorbeeld een rijdier): 'de ruiter stapte af'. Een bepaling met 'van' is mogelijk, maar niet verplicht: hij stapte van zijn paard af, hij stapte af. Afzitten heeft betrekking op ridders en edelvrouwen. Afstijgen (van) geschiedt waardig of bedachtzaam.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Afstappen
Een voornemen, eene gezindheid, enz. laten varen. Afzien slaat altijd op eene handeling, waarvan de uitvoering nog niet begonnen is, afslaan en aflaten, die beide in dezen zin verouderd zijn, gewoonlijk op eene zoodanige, waarmee men wel een begin gemaakt heelt, maar die men niet wenscht voort te zetten, afstappen van bezigt men gemeenlijk met betrekking tot een onderwerp, waarover men spreekt of schrijft, maar waarmee men niet wenscht voort te gaan. Opgeven gebruikt men van een plan of voornemen, dat men laat varen. Ik heb van de reis naar D. afgezien. Dappere edellieden .... staat af van uw roekeloos bestaan! Laat ons liever van dit onderwerp afstappen.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
afstappen
afstappen - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-stap-pen
1. van de fiets of brommer af komen
♢ hij stapte af voor de grote helling
2. een idee loslaten
♢ hij is van dat plan afgestapt
Regelmatig werkwoord: af-stap-pen
ik stap af (... ik afstap)
jij/u stapt af (... jij afstapt)
hij/zij stapt af (... hij afstapt)
wij/zij/jullie stappen af (... wij afstappen)
ik/jij/u/hij/zij stapte af (... ik afstapte)
wij/zij/jullie stapten af (... wij afstapten)
hij is afgestapt
de/het/een afgestapte ....