(vond, heeft gevonden), (ook:) verkrijgen, bemachtigen. Om zes uur ging de moeder de bus pakken.
Pas om halfzeven vond ze er één (Dobru 1967: 33). Ik ben gaan jagen, maar ik heb niets gevonden (mond.). Ik heb de dief ingehaald en mijn fiets weer gevonden.