(de), (ook:) recreatie, ontspanning, vermaak.
- Etym.: E sport = id. AN s. = alleen bezigheden als voetballen, tennissen, zwemmen, wandelen enz. -
Samenst. ook: buitensport.
- : voor de sport bw. uitdr., voor de aardigheid, als liefhebberij, vrijwillig. Krijgt Harry geld voor het helpen in die kantine?Nee, hij doet het voor de sport (mond.).