(de, -s),
1. groep van vier paren, gevormd om een setdans uit te voeren. Een set wordt gevormd door vier paren, het voorgeschreven aantal om de dansfiguren uit te voeren (Enc.Sur. 554).
2. kort voor setdans: z.a. Hiermee was de vierde set ten einde. Met een diepe buiging en een halve pirouette scheidden zich de paartjes (C. Ooft 5).
- Etym.: Vgl. E set = o.m. bijeenhorende groep, stel.