(schopte, heeft geschopt), (ook, als ‘slang’ van jonge mensen:) prikkelen tot, aanzetten tot. Ach, hij kan wel tegen een stoot.
En wie heeft hem geschopt om zoveel te drinken? (Rappa 1981: 22). - Etym.: AN ‘schop’ kan fig. betekenen ‘aansporing’.
- Zie ook: schoppend(s).