(de, -s), suikermolen. Mijnheer er zijn verborgenheden, geloof mij, verzekerde de gouddelver.
Op de voormalige plantage Groot-Meerzorg kon de rietmolen geen dienst doen, alvorens hij een menschenleven of een menschenhart te geschenke had gekregen (Nahar 1904, cit. volgens Van Capelle 1926: 257).- Etym.: Zie riet.
- Opm.: Ook gebr. in het voormalige NOI.