Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

officier

betekenis & definitie

(de, -s en -en), (ook, hist.:) opzichter op een plantage (A.1). Niemant van de planters of andere persoonen en sullen vermogen een officier of ander werckman op een plantagie of bij ymant anders verhuert zijnde ( ) te deboucheren of trachten die van de plantagie ofte van zijn meester af te trecken ( ) (regl. van 1686, oudste vindpl.; S&dS 166).

- Etym.: Volksetymologische vervorming van E overseer = opzichter (zie Enc.Sur. 44). Onderscheiden werden zwarte officier (syn. basja 1, bastiaan 1, negerofficier) en blanke officier of blankofficier; verder veldofficier.