Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

man

betekenis & definitie

(de, -nen), (ook:) partner in concubinaat. Op een dag moest ik trouwen, want ik had al kinderen en mijn man wilde dat ik met hem trouwde (Doelwijt 1971: 13).

- Etym.: In Ned. opkomend gebruik.
- Syn. concubaan. Zie ook: vrouw.
- : die mannen (mv.), aanduiding voor een aantal of groep mannen, in verbanden waarin in AN ‘die mensen’ of ‘zij’ gebruikt zou worden. Wel, brother, terwijl ik je dit zo schrijf zitten wij midden in een aktie van medische specialisten. Die mannen vinden dat ze niet genoeg blad maken (WS 13-3-1982).