Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

maatje

betekenis & definitie

I.(het, -s), deciliter (100 cc.) als inhoudsmaat voor sterke drank. Vermeldenswaard zijn: 1 vingerhoed = 1 centiliter en 1 maatje = 1 deciliter.

Voor de dubbele hoeveelheden gebruikt men de termen dubbele vingerhoed en dubbel maatje (Enc.Sur. 398). - Etym.: In AN veroud.

II. (lidw.?, -s), (veroud.)

1. vriendin. Meestal eten deze huishoudsters alleen of verzoeken vriendinnen (maatjes) bij zich (Kappler 1854: 23; enige vindpl.).
2. aanspreektitel voor huishoudster die slavin is. ( ) spreekt men tegen eene huishoudster, nog slavin zijnde, dan noemt men die maatje, vriendin ( ) (Lammens 1822; 1982: 114; enige vindpl.).
- Etym.: AN maat, maatje vriend, kameraad (alleen mnl.). In veroud. AN bestond de aanspreekvorm ‘meisjes maat’. Vgl. syn. mati (1, S). Zie ook matje.

< >