Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

kleed

betekenis & definitie

(het, kleden), (ook, verouderend:) jurk. Dus [bij haar belijdenis] had ze wit kleed om d’rlichaam (Cairo 1978b: 272).

-Etym.: In AN veroud. (daar meestal ‘kleedje’); voorkomend in BN, ook in Zeeuws alsmede enige andere dial. Vgl. D Kleid = id.